Jan leerde al heel vroeg de kapucijnen kennen. Zijn geboorteplaats, Vorselaar, ligt immers niet ver van het kapucijnenklooster van Herentals waarvan de bewoners soms weekenddienst deden in de omliggende parochies. Zoals veel Vlaamse kapucijnen deed Jan zijn middelbare studies aan het Sint Laurentiuscollege van de kapucijnen in Aalst. In 1963 trok hij aan de kloosterbel van het noviciaat in Edingen, zijn oudere broer, Vik, achterna. Voor zijn theologische studies was hij aangewezen op het CKS (centrum kerkelijke studies) in Leuven en de faculteit van theologie van de KUL. Het was immers de tijd dat de ordes en congregaties hun eigen studiehuizen fuseerden tot één Centrum voor Kerkelijke Studies. Na zijn priesterwijding werd Jan missionaris in de missie van de kapucijnen in de Evenaarsprovincie van Congo en meer bepaald in Abumombazi en Yakoma. Hij leerde vlug de plaatselijke taal en hield van de liturgie volgens de Congolese ritus.
Na een aantal jaren keerde Jan terug naar de Vlaamse provincie. Hij studeerde aan het instituut Lumen Vitae in Brussel en werd gedurende een korte tijd pastoor in de Marollen in hartje Brussel. Van Brussel verhuisde hij naar Antwerpen en daar zou hij zich lange tijd zeer verdienstelijk maken. Hij werkte een korte tijd mee in het archief, werd dan gardiaan en later provinciaal secretaris en verzorgde ondertussen mee de liturgie in de kloosterkerk en sprong ook elders bij wanneer dat gevraagd werd. Hij was muzikaal en begeleidde vaak de zang op het harmonium. Het was de tijd dat hij nauw betrokken werd bij de OFS. Eerst als assistent van de plaatselijke sodaliteit en vervolgens als nationaal assistent. Jan verdiepte zich ook steeds meer in de Franciscaanse spiritualiteit. Zijn interesse ging niet alleen naar wat er in het Nederlands taalgebied verscheen maar ook naar wat er aan Franciscaanse literatuur in Frankrijk en Duitsland verscheen. Hij vertaalde heel wat Franciscaanse publicaties uit het Frans en Duits naar het Nederlands. Deze vertalingen ‘pro manuscripto’, die onvoldoende op punt gesteld waren om in boekvorm op de markt gebracht te worden, stelde hij graag ter beschikking van geïnteresseerden, medebroeders, mensen van de OFS en anderen. Ze waren voor hen een bron van kennis en inspiratie. Jan had een bijzondere band met zijn oudere broer, Vik, die ook kapucijn was. Toen zijn gezondheid hem in de steek liet vroeg hij zelf om naar Herentals te verhuizen. Daar genoot hij nog van enkele jaren in een grote fraterniteit, omgeven met de beste zorg.
Jan was een begaafde en heel gevoelige medebroeder die de bemoediging en waardering van medebroeders nodig had en zelf erg begaan was met het wel en wee van medebroeders dichtbij, maar ook met het wel en wee van de orde in Vlaanderen en in heel de wereld. Moge hij nu opgenomen zijn in de liefde van ‘de Allerhoogste, Almachtige, Goede Heer’.